Dordrecht is in de late middeleeuwen één van de rijkste en grootste steden van Holland.
Het inwoneraantal groeit van 2800 inwoners in 1250 naar 10.000 in 1470. Inwoners van steden zijn vrije burgers. Ze hebben, net als de stad zelf, andere rechten dan mensen die buiten de stad wonen. Kooplieden worden schatrijk. Aan de havens staan grote stenen huizen met wijnkelders en opslagzolders. De meeste mensen, zoals wevers, leerbewerkers en schoenmakers, wonen een stuk kleiner, eenvoudiger en verder van het water.
Bijzondere vondsten
Veel van deze schoenen lijken misschien voor dames, maar dat is niet zo! Mannen, vrouwen en zelfs kinderen dragen in de middeleeuwen vaak hetzelfde model. De verfijnde opengewerkte schoenen zijn voor de elite en niet bedoeld om veel op te lopen. In de middeleeuwen is de mode voor schoenen overal hetzelfde. Van Londen tot Praag en dus ook in Dordrecht. De ontwerpen zijn dan wel hetzelfde, maar schoenen worden op maat gemaakt. Buiten draag je onder je schoenen een houten trip. Zo blijven je leren schoenen schoon en droog.
Blokfluit
Tijdens een opgraving bij Huis te Merwede vindt professor Renaud een blokfluit in de waterput. De datering staat niet vast, maar het zou één van de oudste van Europa kunnen zijn.
Leistenen
Een leerwerker oefent en schets op leistenen. Hier zien we de kruisiging van Christus.
Messchede
Een mes is bestek, gereedschap en wapen tegelijk en wordt gedragen in een messchede. Deze schede heeft een extra vakje voor een knijpschaar, dat er zelfs op is afgebeeld. In een vakje aan de achterkant past een kleine aanzetstaal, om je mes dagelijks mee aan e scherpen.
Foedraal
Dit foedraal zou de hoes voor een trommel kunnen zijn, maar nergens in Europa is iets vergelijkbaars gevonden. De decoraties met jacht- en fabeldieren zijn opmerkelijk: in de buitenste rand achtervolgen vliegende draken rennende (wind)honden en andersom. In het midden staat een eenhoorn tegenover een ridder met schild, zwaard en pothelm. Zijn lichaam is half man, half leeuw. Onder hem springt een hond achter een hert aan. Het lijkt een mythologisch jachttafereel.
Kerken en kloosters
Dordrecht stond vol met kerken, kloosters voor mannen en kloosters voor vrouwen. Allemaal katholiek, want in de middeleeuwen is er in Nederland maar één christelijk geloof. In de kerk vereren mensen God, Jezus Christus, Maria en allerlei heiligen. In Dordrecht komen twee bekende kloosters, de Augustijnen en de Minderbroeders (Franciscanen). Het klooster van de Augustijnen was op de plek waar nu Hof van Nederland is gevestigd.
Pelgrimsinsignes
Voor de middeleeuwse gelovige is een pelgrimstocht de ultieme droom. Alleen de allerrijksten kunnen de reis naar het Heilige Land betalen, anderen moeten het doen met bedevaartsplaatsen dichter bij huis. Daar aangekomen kopen ze een insigne: als aandenken én als bewijs dat ze de tocht hebben volbracht. In Dordrecht zijn insignes opgegraven van heilige plaatsen in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Engeland, Spanje, Italië en Israël.
Bloedwonder van Boxtel
Rond 1380 maakt de priester van Boxtel het altaar klaar voor de mis, maar morst wijn op het altaardoek. Hij probeert de rode vlekken er tevergeefs uit te wassen. Pas op zijn sterfbed vertelt hij dat hij het doek verpestte. Maar wat hij vertelt klinkt wonderlijk: hij knoeit witte wijn en er zijn rode vlekken… Dat moet het bloed van Christus zijn! Het insigne toont de priester en het altaarkleed met de omgestoten wijnkelk. Er zijn nog resten rode verf op te zien.